Het is vrijdagochtend als ik in de trein stap naar Amsterdam. Ik herinner me de vele uitstapjes naar deze stad, het wandelen langs de grachten, het Rijksmuseum, de eettentjes aan de Utrechtsestraat. Een herinnering uit een andere tijd. Vandaag ga ik op pad met straatpastor Hanna. Zij werkt op straat onder de dak- en thuislozen.
We hebben afgesproken bij de diaconie van de Protestantse Kerk Amsterdam, aan de Nieuwe Herengracht. In de prachtige binnentuin staat een grote koffie-bakfiets, met elektromotor. Dat is ook wel nodig, want in de bak verdwijnen vele kannen met koffie en thee, grote flessen water en heel veel broodjes die zijn klaargemaakt door leerlingen van een middelbare school. Onderweg halen we nog vele pakketjes ‘pasta-pesto’ op. De maaltijd is gemaakt door vrouwen die anders terechtkunnen in de inloophuizen van De Regenboog. Vanwege corona zijn de inloophuizen in de stad echter maar beperkt toegankelijk.
Dat is wat ik steeds weer terughoor van Hanna: dak- en thuislozen hebben het moeilijk en corona verergert de problemen. De Protestantse Kerk Amsterdam organiseert filosofie-avonden en er is een daklozenkoor, maar beide activiteiten zijn door corona stilgelegd. Iemand die met begeleiding weer de weg omhoog had gevonden, valt terug nu de begeleiding wegvalt. Er is geen plek waar daklozen overdag naartoe kunnen gaan en dan zijn verdovende middelen een aantrekkelijke uitweg. Vanwege het anderhalvemetercriterium is de nachtopvang uitgebreid naar sporthallen, maar ideaal is dat niet en die sporthallen moeten ook weer in gebruik worden genomen voor sportactiviteiten. Er is veel eenzaamheid en in de ogen van Lorenzo (fictieve naam, die hem bevalt) lees ik melancholie.
Hanna gaat als een engel door de stad. Overal deelt ze uit: brood, koffie (met heel veel suiker) en pasta-pesto. Een paar sokken die iemand gevraagd had. Belangrijker nog: ze is er voor een praatje, zonder oordeel maar met een luisterend oor, een lach en aandacht. Zij en haar collega’s maken elke dag hun ronde op de fiets, zeven dagen per week, weer of geen weer. Voor veel dak- en thuislozen is het de enige structuur die ze op dit moment hebben. Ik vraag me af wat er nog op hen af gaat komen, hoeveel meer mensen Hanna straks zal ontmoeten op haar ronde, met een economische crisis in het vooruitzicht.
Alle dak- en thuislozen hebben een verhaal. Het zijn mensen zoals jij en ik, die ergens een verkeerde afslag hebben genomen, die door psychische ziekte op straat zijn beland, die schulden hebben gemaakt, die... De arts die dak- en thuislozen opnam in haar huis en uiteindelijk zelf op straat belandde is maar een van de vele voorbeelden. Deze kant van Amsterdams is een dagelijkse pijnlijke realiteit. Deze mensen hebben een huis nodig. Meer nog, een thuis, een plek waar iemand naar hen omziet.
We leven in een van de meest welvarende landen ter wereld, maar de samenleving wordt ingewikkelder en steeds meer mensen vallen buiten de boot. Goede ondersteuning vanuit de gemeente, persoonlijke hulpverlening, begeleiding naar werk en vooral perspectief op huisvesting, zijn een deel van de oplossing. Daar wil ik me als Kamerlid voor inzetten en dit bezoek motiveert me des te sterker.
Maar wat ik vandaag leer is dat dit nooit voldoende is. Het probleem gaat dieper en raakt ons allemaal. Als ik de verhalen van daklozen hoor, lijkt onze samenleving soms de nabijheid en het omzien naar elkaar kwijt te raken. Kunnen we dat weer vinden met elkaar? Kunnen we er gewoon zijn voor onze naaste, zeker als hij of zij in een kwetsbare periode zit? De coronatijd biedt hoopvolle voorbeelden waar die nabijheid weer opbloeit. Laten we dat vasthouden.
Hanna laat zien dat het kan, door het schenken van koffie of thee en het bieden van een luisterend oor. Ze is – in haar eigen woorden – gewoon aan de slag gegaan. Haar hoop is dat vele anderen zich aansluiten en met de koffiekan op pad gaan in eigen wijk of dorp. Een geweldig inspirerend idee!
Het is die hoop die ik meeneem naar huis: omzien naar elkaar kan altijd, juist in coronatijd. En daar bloeien mensen van op.