Lieve Abel,
Ik zie je met de week nieuwe ontdekkingen doen. Je proeft van het leven, letterlijk, want je bijt nu op alles wat je in je handjes krijgt. Je gaat ook steeds beter zien, de dingen die in je omgeving gebeuren, volgen met je ogen. Het leven om je heen is één groot avontuur.
Straks ga je ook buiten van alles ontdekken. De tuin. Je komt de poes tegen. Ziet vogels vliegen. En later ga je ook jouw stad ontdekken. Wat is er veel te zien hè? Nog veel meer kinderen zoals jij. En overal huizen en gebouwen. In de stad waar jij woont staan een paar heel grote, met een toren erop. Dat noemen we kerken.
Toen ik een klein jongetje was, zaten die kerken op zondagmorgen helemaal vol. Soms zelfs twee keer op een zondag. Maar tussen mijn jeugd en die van jou is er met de kerken veel gebeurd. Of misschien moet ik zeggen: niet gebeurd…
Er zijn heel veel kerkgebouwen gesloten omdat er steeds minder mensen kwamen. En dat gaat nog steeds door. Zonder mensen die willen bijdragen aan het onderhoud lukt het soms gewoon niet meer om zo’n groot gebouw te onderhouden. Soms worden ze dan afgebroken, of er komen winkels in of een restaurant of appartementen. Misschien vind jij het straks wel heel gewoon dat je in een kerk een boek gaat kopen, gezellig gaat dineren of vrienden opzoekt. Ik moet er nog steeds aan wennen.
Maar weet je wat zo bijzonder is? Heel veel mensen die nooit meer naar de kerk gaan, doen dat wel als ze ergens in het buitenland met vakantie zijn. Ze gaan erheen als een soort toeristische attractie. Maar als ze er dan zijn, beleven ze vaak ook echt iets bijzonders. Ze kijken rond, worden stil en steken een kaarsje aan. Ze gaan ergens zitten en richten hun gedachten op wat echt belangrijk is in het leven. Ze mediteren. Ze bidden. Dat doet het gebouw met hen, of beter gezegd, dat doet iets in dat gebouw met hen. Een geheim, een wonder.
Hoe zullen de kerken eruitzien als jij groot bent? Vast anders dan in mijn jeugd. Misschien zijn we wel op weg naar hoe het ooit begon. Met Jezus, een rabbi. Hij liep aan het begin van onze jaartelling rond en vertelde mooie verhalen en deed wonderen. Mensen gingen Hem volgen. Overal ontstonden kleine groepjes die bij elkaar kwamen in het huis van een van hen. Huisgemeenten werden die groepjes genoemd. Misschien is dat ook de toekomst van de kerk wel weer, wie zal het zeggen.
Je moet, als je groter bent, maar eens zo’n kerk binnenlopen. En er rondkijken, proeven van wat daar is. Misschien ontdek je daar iets dat niet in een winkel te koop is, nergens te koop is, maar wat je zomaar kunt krijgen. Een plek waar je op adem kunt komen. Waar je iets voelt of hoort, een stem - misschien wel uit je eigen hart, maar misschien komt hij ook van buiten, uit de heilige ruimte om je heen. Dat je bij wijze van spreken een stem hoort die je aanspreekt en je naam noemt. Abel! Jij mensje, geliefd ben je. Zoon van God. En wie weet steek je dan een kaars aan, voor je ouders, of voor je grootouders. Of voor jezelf. Want licht hebben we nodig. En als je mazzel hebt is er een koor of een cantorij. En hoor je ze zingen. Over jou. Over iets in jou. Het kind in jou, dat eeuwig mag blijven:
‘Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen of ergens al de wereld daagt waar mensen waardig leven mogen en elk zijn naam in vrede draagt’ (Huub Oosterhuis).
Het raakt je. Denk ik. Dan wordt het stil. En je verlaat de kerk, het leven weer in.
Misschien kunnen we er samen eens heengaan… naar een kerk. En gaan zitten. Kijken. Luisteren. En als dat lied dan klinkt, dan springen de tranen me in de ogen. Niet van verdriet, maar van vreugde, dat ik dat met jou mag meemaken.
Dag lieve kleinzoon,
opa Jos
---
Lees ook: