’Rivieren klappen in de handen, de bergen jubelen het uit.’ Een veel gezongen lied, velen kunnen deze versregels wel dromen. Voor wie juichen die bergen en applaudisseren die rivieren eigenlijk? In ieder geval niet voor mij, niet voor de mens. De mens vergaat, de berg blijft. Vergeleken met de rivier zijn wij als mens een ademtocht. In een oogwenk van de eeuwigheid mogen we ons tuintje wieden, vroeg of laat zal de natuur het weer overnemen.
De ‘voor eventjes mens’ heeft het meest te duchten van zichzelf, van menselijk onrecht en geweld. Mooi dat God zich over deze kwetsbaarheid ontfermt. De wereld zal rechten in rechtvaardigheid. Daarvoor applaudisseert de rivier, en jubelt de berg het uit.
Lied
Zing vandaag Psalm 98:4.